Interview met prof. dr. Kurt Willems naar aanleiding van een mogelijke grondwetsherziening m.b.t. art 195 en de impact ervan op art. 24 (2024)

Wat zegt art. 24 van de Grondwet en wat zou het openzetten ervan (kunnen) betekenen?

Artikel 24 van de Grondwet is een atypisch lang en gedetailleerd artikel, wat een waarborg moest vormen voor schoolvrede op het ogenblik dat onderwijs als bevoegdheid door de regio’s werd uitgeoefend in 1988. Het bevat bijgevolg veel waarborgen, o.a. de onderwijsvrijheid, de keuzevrijheid voor ouders, de neutraliteit van het gemeenschapsonderwijs, het recht op onderwijs, het recht op morele of religieuze opvoeding op kosten van de staat, een versterkt legaliteitsbeginsel,… Het openzetten van dit artikel zou dus aan de fundamenten van het onderwijssysteem kunnen raken, en dat op zeer diverse manieren, afhankelijk van de wijziging die beoogd wordt.

Wat betekent het dat art. 24 niet is opengezet, maar art. 195 wel? Hoe gemakkelijk of moeilijk is het op grond daarvan artikels zoals art. 24 te herzien? Zou men kunnen zeggen dat art. 24 onrechtstreeks is opengezet?

Artikel 24 is inderdaad onrechtstreeks opengezet, en wel op twee manieren. Enerzijds heeft de Regering heel titel II van de Grondwet opengezet. Dat is de titel waarin artikel 24 voorkomt. Daarnaast is inderdaad artikel 195 voor herziening vatbaar verklaard (de procedure om de grondwet te wijzigen) wat toelaat om artikel 195 (wellicht zoals in het verleden tijdelijk) te herzien zodat alle grondwetsartikelen die nu niet opengezet zijn, alsnog in één legislatuur te kunnen wijzigen. Het is correct dat artikel 24 niet rechtstreeks geviseerd wordt in die oefening. De regering heeft een aantal artikelen uit titel II aangevinkt die ze beogen te wijzigen of toe te voegen. Artikel 24 is daar niet bij. Dat zegt iets over de intenties van de huidige regering, maar ook niet meer dan dat. Na de verkiezingen is de nieuwe grondwetgever er niet door gebonden. De huidige regering geeft dus een blanco check aan een nog niet verkozen parlement. Daarin moet weliswaar een 2/3 meerderheid gevonden worden, wat de kans op grote onverwachte maneuvers in de toekomst verkleint.

Wat zijn de mogelijke gevolgen voor de toekomst van het levensbeschouwelijk onderwijs in de volgende regering?

Indien art. 24 gewijzigd wordt, dan kan dit ertoe leiden dat een aantal essentiële elementen uit het vroegere schoolpact worden gewijzigd. Ik denk dan in het bijzonder aan art. 24 §1 vierde lid (De scholen ingericht door openbare besturen bieden, tot het einde van de leerplicht, de keuze aan tussen onderricht in een der erkende godsdiensten en de niet-confessionele zedenleer) en uit art. 24 §3 tweede lid (Alle leerlingen die leerplichtig zijn, hebben ten laste van de gemeenschap recht op een morele of religieuze opvoeding). Indien die passages geschrapt op gewijzigd worden, dan kan de keuzemogelijkheid tussen de erkende religies of zedenleer in de officiële scholen bijvoorbeeld verdwijnen. Een verlaging van de leerplicht tot drie jaar zou op die wijze ook eenvoudiger ingevoerd kunnen worden, en een aantal politieke partijen hebben zich al uitgesproken in het voordeel van zo’n verlaging van de leerplicht.

Is er een verschil tussen katholiek en officieel onderwijs?

Ook dat hangt van de beoogde wijzing af. Indien de onderwijsvrijheid in zijn geheel geviseerd wordt om de overheid meer slagkracht te geven in het aansturen van de onderwijskwaliteit (wat een mogelijke reactie zou kunnen zijn op de vernietiging door het Grondwettelijk Hof van de eindtermen voor tweede en derde graad), dan worden de vrije scholen meegenomen. Indien men louter het aanbieden van de keuzemogelijkheid tussen de erkende religies en zedenleer zou wijzigen, dan betreft het enkel het officieel onderwijs. Maar voor hetzelfde geld wordt er geen 2/3 meerderheid gezocht (of gevonden) om artikel 24 te wijzigen en blijft het grondwettelijke kader dus hetzelfde voor zowel het officieel als het vrij onderwijs. Dat is nog koffiedik kijken op dit moment tot na de verkiezingen.

Zijn er nog andere mogelijke gevolgen voor de relatie tussen kerk en staat?

Artikel 195 laat toe om aan elk grondwetsartikel te raken, bijvoorbeeld ook aan art. 181 (De wedden en pensioenen van de bedienaren der erediensten komen ten laste van de Staat). Maar de huidige tekst van de Regering laat die intentie alvast niet blijken. Ook een toevoeging van bijvoorbeeld “laïcité” aan de Grondwet blijkt niet uit de intenties van de Regering (maar wordt niet uitgesloten wanneer art. 195 wordt aangewend). Kort gesteld: wanneer artikel 195 wordt opengezet, is niets uitgesloten. Maar uiteraard: telkens afhankelijk van het vinden van een 2/3 meerderheid.

Is art. 195 onbetwist of kunnen er problemen opduiken met de toepassing van dit artikel op andere concrete artikelen van de grondwet?

De wijziging van art. 195 om het procedé tot wijziging van de Grondwet te beïnvloeden, is inderdaad bekritiseerd door verschillende constitutionalisten. De dubbele grendel dat er én een 2/3 meerderheid moest zijn, én tussentijdse verkiezingen (zodat minstens twee parlementen naar de beoogde grondwetsherziening kijken) is net een wijze om essentiële zaken zoals grondrechten te onttrekken aan toevallige politieke meerderheden die op een bepaald ogenblik gevonden kunnen worden. Het is dus een bewuste vertraging om reflectie toe te laten, in twee opeenvolgende parlementaire samenstellingen.

Wat is uw eigen ‘educated guess’ inzake de komende constitutionele en politieke ontwikkelingen?

Wat onderwijs betreft, denk ik niet dat aan artikel 24 §1 (onderwijsvrijheid) zal worden geraakt. Hoewel er frustraties waren in de regering over de vernietiging van de eindtermen, denk ik dat men de meerwaarde van een divers scholenlandschap wel voldoende inziet opdat ouders een reële keuzemogelijkheid hebben. Dat sluit uiteraard niet uit dat men binnen de huidige grondwetstekst wel verder de grenzen kan opzoeken van de sturing die een overheid kan geven op onderwijs. Dat er meer gekeken wordt om de huidige keuzemogelijkheid tussen de erkende religies en zedenleer in het officieel onderwijs verder in te perken dan één uur interlevensbeschouwelijke dialoog in de derde graad van het secundair onderwijs, acht ik realistischer. Men zou de grondwettelijke verplichting tot het aanbieden van een keuze in het officieel onderwijs bijvoorbeeld kunnen schrappen, om de regio’s toe te laten hier eigen beleidskeuzes in te maken. Denk bijvoorbeeld aan de “binnen de muren maar buiten de uren” piste. Maar een 2/3 meerderheid vinden daartoe wordt mogelijks moeilijk wanneer de volgende verkiezingen tot een toename aan zetels zal leiden van Vlaams Belang en PVDA-BTB.

Interview met prof. dr. Kurt Willems naar aanleiding van een mogelijke grondwetsherziening m.b.t. art 195 en de impact ervan op art. 24 (2024)

References

Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Terence Hammes MD

Last Updated:

Views: 6007

Rating: 4.9 / 5 (69 voted)

Reviews: 84% of readers found this page helpful

Author information

Name: Terence Hammes MD

Birthday: 1992-04-11

Address: Suite 408 9446 Mercy Mews, West Roxie, CT 04904

Phone: +50312511349175

Job: Product Consulting Liaison

Hobby: Jogging, Motor sports, Nordic skating, Jigsaw puzzles, Bird watching, Nordic skating, Sculpting

Introduction: My name is Terence Hammes MD, I am a inexpensive, energetic, jolly, faithful, cheerful, proud, rich person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.